Uitgave:
Hermen Molendijk Stichting / CBK Provincie Utrecht, Amersfoort 1999.
Samenstelling: Leo Delfgaauw. Tekst: Jelle Bouwhuis. Fotografie: Jeannette Schols. Ontwerp: Gert Taken. Productiebegeleiding: Arjan van Meeuwen. |
Frank Halmans : Noodverlichting |
Het is niet meer dan vanzelfsprekend dat de Hermen Molendijk Stichting, als Centrum Beeldende Kunst van de provincie Utrecht, met regelmaat bijzondere aandacht geeft aan Utrechtse kunstenaars. Met een solotentoonstelling en een begeleidende publicatie wordt ten minste twee maal per jaar een kunstenaar uit Utrecht voor het voetlicht geplaatst. Op uitnodiging van de Mo1endijk Stichting heb ik deze keer de keus hiervoor mogen maken. En hoewel er eindeloos veel afwegingen, vergelijkingen, selectiecriteria en keuzemogelijkheden zijn,was het mij snel duidelijk dat ik voor deze gelegenheid graag Frank Halmans wilde kiezen. Verschillende malen had ik zijn werk gezien en ik was er nieuwsgierig naar geworden. Zijn ruimtelijk werk, installaties en bouwwerken, en ook zijn tekeningen bieden een vervreemdende kijk op, en beleving van de realiteit. Ik kende ondermeer zijn ontwerp voor een fietsenstalling in Den Haag; een prachtig klein gebouwtje dat door de beheerder op een absurdistische wijze is aangekleed met bloempotten en huisraad. Frank Halmans is gefascineerd door de manier waarop onze dagelijkse omgeving wordt ingevuld en beleefd en de onvermoede en soms absurde aspecten hiervan. De decoratieve aankleding, de patronen van gebruik, de verwachting en de herkenning; het zijn momenten waar hij als kunstenaar met een bijzondere opmerkingsgave en met subtiele ingrepen een verrassende wending aan weet te geven. Ik ben er van overtuigd dat de tentoonstelling en de publicatie het werk van Frank Halmans op een aansprekende wijze presenteren en ik hoop dat hiermee velen kennis zullen nemen van zijn originele en avontuurlijke kijk op de werkelijkheid. Voor alle inzet en enthousiasme dank ik op de eerste plaats de kunstenaar, Gert Taken, Jeannette Schols en Jelle Bouwhuis voor hun bijdragen aan de catalogus, en uiteraard de medewerkers van de Hermen Molendijk Stichting. |
EEN PLEK OM OUDERWETS WEG TE DROMEN |
Frank Halmans heeft een idee voor een werk dat zich niet zo gemakkelijk
laat vangen in een enkel beeld. Het is een fantasie van een tuinman
die zich, teruggetrokken in zijn schuur, met hart en ziel heeft
overgegeven aan het kweken van een wel heel bijzondere plant: eentje
die de vorm aanneemt van een mooie vrouw. We zien hem al voor ons,
die tuinman die in afzondering druk doende is in zijn 'atelier'
en daar allerlei ontdekkingen doet, ontwerpen maakt en ideeen tot
ontwikkeling brengt als gunstige nevenproducten van zijn - waarschijnlijk
- onhaalbare doel. Een dergelijke metafoor van kunstzinnige vruchtbaarheid onder de hoede van de vrouwelijke muze is in de kunstgeschiedenis geen onbekende. Voorste1lingen van de Pygma1ion-mythe of 'de kunstsnaar met zijn model' zijn er legio, overigens zonder uitzondering van de hand van mannelijke kunstenaars. In het werk van Halmans daarentegen ontbreekt het vrouwelijke naakt en zelfs de menselijke figuur in het algemeen. De menselijke aanwezigheid wordt hooduit geimpliceerd in architecturale beelden, zoals 'Tentoonstellingsruimte zonder plafond' of 'Slaapkamers waarin ik nog steeds wakker word', en sculpturen bestaande uit al dan niet zelf vervaardigd meubilair als 'Schuilende tafels', 'logeerbedden' en een installatie met schemerlampen. Werken waarin nog een duide1ijke verwijzing zit naar een bepaalde gebruiksfunctie. Die functie hebben ze niet meer: Halmans heeft op bijna klassieke wijze beelden gemaakt van de materialen die in de titels worden opgesomd. In 'Logeerbedden' dient een bed als sokkel voor vier minibedjes, terwijl in 'Schuilende tafels' een grotere keukentafel als omhulling en afbakening fungeert voor enkele door hemzelf vervaardigde kleinere exemplaren. In 'Slaapkamers' verheffen maquettes van enkele kames die Halmans in de loop van de jaren heeft beslapen zichzelf tot een sculptuur, met de eerste slaapkamer van de kunstenaar - symbolisch - als basis Het is niet moeilijk om voor te stellen hoe Halmans zijn tuinmanfantasie zou verbeelden . Het zou waarschijnlijk een ruimte worden waarin de verschilende werken zijn uitgestald maar waar zowel de tuinman zelf als een aanwijzing voor diens heimelijke streven ontbreken: de werken zijn immers een doel op zich geworden. In zoverre kunnen we een tentoonstelling van Frank Halmans beschouwen als de schuur van de tuinman, die de inhoud ervan heeft opengeste1d voor publiek. Bovendien associeren we een tuinman die in een schuurtje bezig is, al snel met allerlei ambachtelijke werkzaamheden, bijvoorbeeld houtbewerking, en daarmee zijn we bij Halmans eveneens aan het goede adres. Een reden temeer dus om de tuinman uit de fantasie te vereenzelvigen met de kunstenaar zelf. In 1994 trad Halmans daadwerkelijk in de rol van tuinman. Dat was toen hij opdracht kreeg voor een werk in de openbare ruimte in Tilburg, nabij een complex van bejaardenwoningen. Uitgaande van wat er volgens hem ontbrak in de buurt, ontwierp hij het kleine parkje onder de naam 'Zonder titel met 6 banken en 7 bomen'. Het werk onderscheidt zich vooral van andere doorsnee parkjes vanwege de plaquettes die door buurtbewoners konden worden opgedragen aan iets of iemand uit hun leven. De plaquettes zijn op de zes banken en op de zeven beschermende hekjes rond de bomen bevestigd. In dit werk was de aanwezigheid van de mens zowel impliciet, in de plaquettes, als expliciet, in het daadwerkelijke gebruik ervan als parkje. Halmans' ontwerp behoorde tot de vroegste werken in de openbare ruimte in Nederland waarbij de kunstenaar zich manifesteerde als architectonisch vormgever die de bewoners nadrukkelijk betrok bij het werk door hen een persoonlijk stempel op het resultaat te laten drukken. Het is nu veel gebruikelijker voor kunstenaars om hun werk niet alleen af te laten hangen van artistieke inhoud, maar ook van functionaliteit, zodat deze twee kwaliteiten nauw met elkaar samenhangen. Het eveneens uit 1994 daterende plein Het 'Tapijt' aan de Amerhof in Utrecht, door Hans van Houwelingen, is daarvan een bekend voorbeeld. Halmans zelf ontwierp later nog wel meer pleinen en gebouwtjes waarin het anticiperen op de gebruiksfunctie voorop staat. Daartoe behoren een deel van de inrichting van het Van Limburg Stirumplein in Amsterdam en een onderkomen voor de beheerder van een fietsenstalling aan het Buitenhof in Den Haag. Halmans vervult zijn rol als tuinman opnieuw met verve in een reeks recente plattegrondtekeningen van parken, uitgevoerd in transparante, groene aquarelverf. De vormen van de parken zijn gebaseerd op de kavels van enkele bekende Nederlandse musea, en daar zijn ze dan ook naar vernoemd, zoals het 'Centraal Park' te Utrecht, het 'Stedelijk Park' in Amsterdam en het 'Boijmans van Beuningen Park' in Rotterdam. In de tekeningen zijn de plattegronden van deze instituten weliswaar nog terug te vinden maar de gebouwen zelf maakten plaats voor landschappelijk aangelegde parken met geometrische accenten daar waar in werkelijkheid de kunstwerken zijn ondergebracht. Slechts de meanderende lanen, vijvers, 'zalen' en labyrinten in deze Zocher-achtige parken zijn nog vernoemd naar de moderne en hedendaagse kunstenaars waarmee de betreffende musea zich ook wel afficieren. Daarnaast is er in de plattegronden telkens een klein deel gereserveerd voor de werkplaats van de kunsteaar/tuinman, die zich het domein van het museum heeft toegeeigend bij het realiseren van zijn meesterwerk. Ook het grote beeld 'Tentoonstellingsruimte zonder plafond' is een metamorfose, in bevroren toestand, van het ene type ruimte in een andere. Het is nog het best te omschrijven als een fors uitgevallen maquette van een archetypische museumzaal. Deze identiteit krijgt het dankzij schilderijtjes die in het verder strakke interieur hangen en die doen denken aan de minimalistische doeken van de Amerikaanse schilder Frank Ste1la. Het patroon van de vloer in de maquette is rechtstreeks geinspireerd op dat van het Stedelijk Museum in Amsterdam en er is zelfs gedacht aan een miniatuur museumbank in de trant van die van Mart Visser. De identiteit van dit museum wordt echter ontkend door een bedlamp van het soort dat tot twintig jaar geleden in geen enkele kinderslaapkamer ontbrak en die vooral detoneert omdat hij noch past bij de aard, noch bij de schaal van de maquette. Dat geeft op zijn beurt te denken over de aard van de schilderijtjes aah de wanden. Het zijn bij nader inzien geen reproducties van werken van Stella, maar op zichzelf staande composities waarin we ook de typische patronen zouden kunnen herkennen van goedkope witte zachtboardplaten waarmee kinderslaapkamers doorgaans zijn afgetimmerd. Ze zijn ouder dan 'Tentoonstellingsruimte' en ontstonden vrijwel gelijk met een installatie van zulke plafonds, die Halmans in 1995 in het Centraal Museum exposeerde. Ook de vreemde inkepingen en afsnijdingen in de doeken weerspiegelen de zelden volmaakt rechthoekige omtrek van de doorsnee slaapkamer. Deze onregelmatigheid keert terug in de plattegrond van het beeld; daarmee nogmaals de ruimte van de slaapkamer suggererend, maar dan zonder plafond zodat het interieur voor de beschouwer zichtbaar is. Het is de vage grens tussen het domein van het private en dat van de openbaarheid die steeds weer aan de orde komt in Halmans' werk. Het heimelijke atelier van een tuinman wordt een opembare expositie; een museum wordt een slaapkamer (en daardoor eigenlijk geen van beiden; het is juist ongedefinieerd). Materialen als keukentafels, slaapkamers en staande schemerlampen roepen de intimiteit en beslotenheid van het woonhuis in de herinnering. De hierarchie die gebruikt is om deze materialen tot beelden te verheffen, maakt de werken bijna familiair: 'Schuilende tafels' als een moeder die haar kinderen onder haar beschermende hoede houdt, 'Logeerbedden' als een vader die de steunpilaar van het gezin vormt. Door hun bewerking tot sculpturen zijn de materialen vervreemd van hun impliciete gebruiksfunctie maar verwijzen niettemin, of misschien wel extra krachtig, naa een huiselijke context en het private. We kunnen Halmans' beelden beschouwen als sculpturale antwoorden op het televisie- en informatietijdperk, waarin de scheidslijn tussen privaat en publiek domein niet meer zo scherp als vroeger is te trekken langs het vensterglas van het woonhuis. Door aanzwellende informatiestromen over en weer verwordt deze grens meer en meer tot een vloeiend, difuus gebied. De huise1ijke sfeer met alle taboes die daar binnen functioneerden, werd doorbroken door de televisie. Het is zeker niet toen in de jaren zestig de antennes alomtegenwoordig verschenen op de daken van huizen en de beeldbuis in werking trad bij het sluiten van de gordijnen, deze taboes werden opengebroken en over de volle openbaarheid werden uitgesmeerd. Ironisch genoeg worden alle intimiteiten die voorheen tot de huise1ijke sfeer beperkt bleven, via de televisie weer net zo hard teruggekaatst naar de huiskamer, maar nu strak geregisseerd. Hoe meer de buitenwereld zich er binnendringt, hoe kleiner de totale bewegingsvrijheid lijkt te worden. Dat is het paradoxale: de Global Village is een imploderende, als maar benauwder en benauwender wordende ruimte. Ergens op zijn expositie heeft Halmans een groene tl-bak opgehangen. Daarin licht niet het verwachte woord 'nooduitgang' op, maar het geheel zelfreferentiele teken 'noodverlichting'. De boodschap dat er geen weg naar buiten meer is, verontrust. Het enige werk dat iets blootgeeft van wat Halmans prive bezighoudt, van zijn verlangens, is helemaal geen tastbaar beeld maar een fantasie van een tuinmnan die een mooie vrouw opkweekt. De wensdroom verhaalt niet over de manier waarop aan realisatie daarvan wordt gewerkt. Eerdr stelden we ons de tuinman voor als een ambachtsman, maar hij zou net zo goed moderne methodes kunnen toepassen, zoals genetische manipulatie, digitale beeldbewerking en plastische chirurgie. Het is de kunstenaar / tuinman evenwel niet om de methode te doen. Waar het om gaat, is dat hij een ruimte voor zichzelf heeft om ongestoord in te werken, om na te denken en vooral: om in weg te dromen. Ruimtes die, buiten de fantasie, nog maar moeilijk te vinden zijn deze dagen. Je kunt je terugtrekken in eenafgesloten cocon, waar Halmans' gebouwtje in Den Haag overigens een beetje aan doet denken, of in een parkje zoals dat van hem in Tilburg. Maar het park zoals Halmans dat in zijn tekeningen voorstelt, heeft naar hedendaagse maatstaven weinig werkelijkheidswaarde. Parken worden tegenwoordig ingericht voor skaters :en joggers met mobiles terwijl voor obscure obstakels als labyrinten uiteraard geen plaats meer is, geliefd als ze zijn bij ongewenste cruisers en pushers. Ook het museum van tegenwoordig is volgens menigeen allang niet meer de meditatieve ruimte van weleer, zoals in 'Tentoonstellingsruimte zonder plafond', maar het attractiepark van de toekomst. En in welke slaapkamer ontbreekt tegenwoordig nog televisie en telefoon? De slaapkamer van vroeger. Alle beelden en tekeningen van Frank Halmans ademen de geest van vroeger sferen, varierend van 19de eeuwse landschapsparken tot bijna antieke keukentafels; van een ouderwets bed met dito beddengoed tot de vroeger zo normale, maar nu archaisch aandoende, staande schemerlampen; van klassiek- moderne museumzaal tot de jaren zeventig-slaapkamer zoals Halmans die heeft gekend toen hij nog kind was. Die kinderslaapkamer zien we nogmaals terugkeren als basis voor net beeld 'Slaapkamers', geheel in de stijl van 25 jaar geleden, met paars geschilderde wanden die het interieur in een intiem halfduister hullen. Een plek voor de toen nog jonge, onwetende tuinman/kunstenaar om ouderwets in weg te dromen over een bijzondere plant, die hij bij wijze van spreken al voelde groeien onder zijn creatieve handen. |