berge3

Frank Halmans

Frank Halmans richt zich op het schemergebied tussen herinnering en feitelijke waarneming en op de fysieke overgangen van binnen en buiten. Het beeld 'De slaapkamers waarin ik nog steeds wakker word' bestaat anno 2009 uit vijf schaalmodellen van slaapkamers uit zijn jeugd. Het zijn reconstructies vanuit het geheugen, voortkomend uit de staat van half slapen en half waken, het korte maar intense moment waarbij je ogen nog gesloten zijn maar je toch denkt te weten waar je bent en waar alles zijn vertrouwde plek heeft. Met tussenpozen werkt hij zo al meer dan 12 jaar aan een, misschien wel nooit te bereiken, volledige detaillering van dit beeld. Verificatie bij anderen is zinloos daar hun herinnering niet altijd overeenkomt met de zijne. Uiteindelijk gaat het om zijn particuliere gevoel dat de dingen niet voorgoed verloren gaan maar, in ieder geval mentaal, kunnen blijven voortbestaan.

Frank Halmans heeft een enorme collectie zelf geprepareerde insecten. Anders dan een entomoloog verzamelt hij alleen dode beestjes die hij vindt in zijn directe omgeving.
In de tientallen ladekasten liggen, keurig geordend, dan ook vele insecten van dezelfde soort. Halmans benoemt niet alleen de beestjes maar beschrijft in zijn inventarisatiesysteem waar en wanneer hij het insect gevonden heeft. De tekst 'vensterbank, gang, Vondellaan 30 Utrecht, 5 september 1994' koppelt het insect zo rechtstreeks aan een scala van herinneringen.
De 'Lost and Found' tekeningen hebben elk een nummer dat verwijst naar de specifieke lade waarvan de inhoud zorgvuldig is nagetekend. De insecten op het blad onderscheiden zich onderling met name door de aanvullende informatie in de kantlijn.

Zijn drang tot het onderzoeken, inventariseren, (her)benoemen en vasthouden van de gewone dingen van het leven toont overeenkomsten met de Franse schrijver Georges Perec (1936 - 1982) die in zijn boek 'Het leven, een gebruiksaanwijzing' honderden verhalen met elkaar verbindt van de bewoners van het appartementencomplex Rue Simon-Crubelier nr. 11 in Parijs. Perec gaat in zijn poging het 'Alles' te willen omvatten tot een aan waanzin grenzende detaillering zoals het opsommen van de boodschappenlijstjes van individuele bewoners en het beschrijven van de inventaris van hun keukenlades.

Halmans aandacht voor ogenschijn1ijk triviale zaken kan ook worden beschouwd als oprechte verwondering over het gewone. Zo komt de huisvlieg (Musca domestica), de ultieme bewoner van de mondiale vensterbank (de overgang tussen ons binnen en buiten), meermalen voor in zijn oeuvre. Alledaagse gebruiksobjecten, gebouwd of ready-made, zijn, als dragers van associaties en herinneringen, de basis van zijn werk. In de dialectiek tussen binnen en buiten neemt bij Halmans de stofzuiger een bijzondere plaats in. De stofzuiger lijkt tot de wereld van het interieur te behoren. Halmans beschouwt de stofzuiger als een overgangsruimte, een tijdelijke ruimte tussen binnen en buiten die het stof binnenshuis verzamelt en tijdelijk opslaat totdat de zak buitenshuis wordt gedeponeerd.

In zijn 'stofzuigerwoningen' wijzigen de begrippen 'binnen' en 'buiten' van betekenis. De beelden zijn modellen van woningen die kunnen functioneren in het interieur van een echte woning. Zij verzamelen het stof en het vuil uit het interieur en verplaatsen dit naar hun eigen interieur. Het interieur van de stofzuiger vult zich geleidelijk met de inhoud van de ruimte waarin ze getoond wordt. Deels ook wel bijzonder stof, stof uit de kunst, uit het atelier of stof van de tentoonstellingsruimte. Tegelijkertijd kunnen ze gezien worden als metafoor van de mens als verzamelaar van kennis en materie die zijn (mentale) huis vult met alles wat in zijn omgeving rondzweeft en neerdwarrelt. building

Frank Halmans 'Buildings to hoover with.'

In Frank Halmans' work one often discerns a fascination for boundaries.
Somewhere between present and past or between sleep and waking are little pieces of no-mans land. Halmans focuses on the twilight between memory and actual perception, and on the physical transition between inside and outside.
For more than 10 years Halmans has, off and on, been constructing Bedrooms I still awake in. Up to now he has recreated 5 bedrooms from his youth as scale models. They are reconstructions based on the memories taken from the state of half-sleep, that short yet intense moment before the eyes open, when one imagines that the room one lies in is an older and more familiar one. The rooms are still unfinished, details in them seem to be missing. Halmans' parents are unable to verify much, their memories don't always correspond with his. What remains is his personal conviction that things are never lost forever, but continue to exist, at least in one's own mind.
Halmans' passionate desire to hold on to 'things' can also be observed in his enormous collection of insects, which he preserves himself. However, unlike the professional entomologist he only collects insects he happens upon by chance, and that are already dead.
As a consequence, many insects are of the very same species. They are neatly displayed in dozens of filing cabinets. Rather than name the specimens in his inventory, he describes the location where each was found and the occasion. He thus links each insect directly to his own personal recollections.
In this urge to investigate, to create inventories, to rename and hold on to the ordinary things in life Halmans reveals a kinship with the French writer George Perec (1936-1982). In his hook La Vie Mode d'Emploi, Perec interconnects a multitude of stories about the inhabitants of Rue Simon-Crubelier 11, a block of flats in Paris. In an attempt to embrace 'everything' he even goes as far as to recording their shopping lists, and describing the contents of their kitchen drawers.
This focus on apparently trivial matters can be seen as honest astonishment at the ordinary. Thus the fly (Musca domestica), the definitive inhabitant of the common windowsill, which figures more than once in Halmans' work, evokes a transition between worlds, between the inside and outside worlds.
The vacuum cleaner occupies a special place in Halmans' dialectic. It seems to belong to the domestic world of the interior. Halmans, however, regards it as a transitional space, a half-way place between inside and outside that collects the dust of the indoors, storing it only briefly until the dust bag is disposed of outside. In his 'Hoover Buidings' the concepts of inside and outside change meaning. The works are literally models of buildings able to function as vacuum cleaners within the interior of a real house. They move the dust and rubbish from the larger interior around them into their own, filling gradually with the contents of the room they are exhibited in. Some of it is 'special', the dust of art collected from the artist's studio or the exhibition space. They might also be considered metaphors of man as a collector of knowledge and matter, who fills his 'mental' home with everything that floats in the air and settles down around him.